Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Salomo [40]stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel, en [41]breidde zijn handen uit naar den hemel; 40. Te weten, op het koperen en verheven gestoelte, hetwelk was in het voorhof des volks, recht tegenover het brandofferaltaar, dat hij uit zijn stoel zien kon. Zie hiervan 2 Kon.11:14, en 2 Kon.23:3, en 2 Kron.6:13. 41. Tot een bewijs, dat hij zijn hart tot God, dien hij aanriep, opgeheven had, en van hem alleen alles goeds verwachtte. Van welke ceremonie, bij de ouden in het bidden gebruikt, zie ook Ezra 9:5; Job 11:13; Ps.44:21, en Ps.63:5; 1 Tim.2:8.